Naar de bliksem

door Dik Mook

De uitdrukking ‘naar de bliksem gaan’ heeft een sterke gevoelswaarde. Als je die gebruikt voor iemand, dan is het niet best met hem of haar gesteld, dan wens je hem wel bijna het ergste toe.
Het is een intrigerende uitspraak ook: wie gaat er nu, dus op eigen initiatief, naar de bliksem toe. Ieder weldenkend mens gaat van de bliksem weg. Het zal dus wel bedoeld zijn als het buiten je eigen wil naar de bliksem gaan, naar de bliksem toe gedreven worden. In elk geval heeft de Cubareisgroep dat laatste zo beleefd.
Er zijn bepaalde dingen waarvan je je niet kunt voorstellen hoe die zullen zijn. En zo was het ook met onze bliksemervaring in Cuba. Probeer het je eens voor te stellen: je zit aan zo’n mooi strandje met helder blauw water en het gaat opeens regenen en onweren. Onze groep gaat samen met de 20 aanwezige Cubanen onder een partytent schuilen en dan slaat de bliksem in dat tentje. De vonken slaan als een aureool om de 35 mensen heen onder de tent, sommigen zakken in elkaar, sommigen schreeuwen, sommigen hebben geen tijd te reageren en na een seconde realiseert iedereen zich dat hij nog leeft. De in elkaar gezakte oudere Cubanen worden weer op de been gezet en de meesten lopen wat verdwaasd rond onder de rieten parasolletjes; of het nog regent of onweert merkt niemand meer. Na enige tijd kunnen we weer praten en zijn er slechts vragen over: hoe kan het dat je de bliksem overleeft, waarom hoorden we geen donderslag, waarom had iedereen vuur om zich heen en had niemand brandwonden, heeft de partytent ons leven gered èn/òf juist de bliksem aangetrokken …?
We zijn niet naar de bliksem gegaan, maar bij de bliksem op bezoek geweest; één keer was genoeg.

gepubliceerd op 31 oktober 2013



Alle columns