Helpen

door Dik Mook

Moos vertelt met trots aan Sam dat hij zojuist een oude dame heeft geholpen met oversteken over een heel drukke straat. Sam, die een schreeuwende vrouw samen met Moos zag oversteken, vraagt waarom die dame dan zo schreeuwde. Moos antwoordt dat het wel moeilijk was die vrouw door het drukke verkeer te loodsen, maar dat het enige probleem was dat ze niet wilde.

De mop was een favoriet van mijn vader, die overigens de hele dag niets anders deed dan helpen. Op de meest onmogelijke tijden repareerde hij televisies om de mensen maar hun favoriete programma’s niet te laten missen. De dagen en vooral uren voor een voetbalwedstrijd waren dan ook spitsuren. Als hij dan tijdens of na de wedstrijd thuis kwam vertelde hij over zijn bezoekjes en vooral over de fijne gesprekken die hij met die mensen voerde tijdens het repareren. Toen hij ouder werd en dit werk niet meer kon doen, ging het snel slechter met hem. Hij miste het helpen, de gesprekken.

Altijd al heeft het de mens beziggehouden hoe je goed kan doen. Tenslotte werd van gods wege dat helpen en goed doen voor de medemens, voor de aarde, voor gods schepping, stevig gestimuleerd in de heilige geschriften. De ouden, de hongerigen, de armen, de verdrukten, de naaste, de vreemdeling. En als je dan nog niet aan je taks bent, dan moet je wat. De Sam en Moos grap wijst subtiel naar dit dilemma.

helpen-beeldIn veel verhalen in de bijbel die over helpen gaan, Jezus is daar nog al goed in, gebeurt dat helpen vanuit een relatie. De helper is geen dokter die een receptje voorschrijft, maar iemand die aangedaan is door de hulpvrager, slechts kan helpen vanuit een wederzijdsheid. In alle genezingsverhalen bijvoorbeeld is er ook sprake van een band, al is die soms maar even. In Handelingen 3 staat:
De bedelaar keek naar hen op, in de verwachting iets van hen te krijgen. Maar Petrus zei: ‘Geld heb ik niet, maar wat ik wel heb, geef ik u: in de naam van Jezus Christus van Nazaret, sta op en loop.’ Hij pakte hem bij zijn rechterhand om hem overeind te helpen. Onmiddellijk kwam er kracht in zijn voeten en enkels.

Petrus doet het niet alleen, als een wonderdokter, maar samen met de bedelaar zorgen ze dat er weer kracht komt in zijn voeten. Sterker nog, het is een driehoeksrelatie: Petrus, Jezus en de bedelaar.

Helpen doe je dus vanuit een relatie. Een van de eerste keren dat ik merkte hoe het werkt was als kind toen er de actie was Open Het Dorp. Heel Nederland stond op zijn kop door de marathon uitzending van Mies Bouwman op de (zwart-wit) TV voor het inzamelen van geld voor een dorp voor gehandicapten bij Arnhem. Ik leegde gewoon mijn spaarpot en bracht het naar het inzamelpunt. Ik kreeg een speldje met een sleuteltje en net als ik hadden al mijn vriendjes de dag erna zo’n sleuteltje opgespeld; we waren één met en in Het Dorp. Elke maandag vroeg ik mijn moeder om geld voor de zendingpot waar de meester streng bij stond te kijken of iedereen er wel wat in deed, maar na een paar uur gerichte TVactie voelde ik mij deel van die arme mensen met een handicap, van dat dorp voor hen. Het voelde niet meer als geven, maar als delen. Dus vroeg ik niet mijn moeder om geld, maar gaf ik, deelde ik zelf mijn geld.

Is het ook andersom? Als je iets deelt, help je dan? In de bijbel staat meer dan eens dat het een goddelijk gebod is, te delen in voor- en tegenspoed. Het jubeljaar, Leviticus 25, is daar ook een goed voorbeeld van: Eens in de 49 (7×7) jaar keerden alle bezittingen terug naar de oorspronkelijke eigenaars. Land mocht namelijk niet voor altijd verkocht worden. Het idee hierachter was dat op deze manier blijvende verarming werd voorkomen. Zo herdacht men op deze manier dat al het land uiteindelijk aan God (het alles, wij allen) toebehoorde.

Niet alleen dat mensen altijd al bezig waren met wat helpen is, wat delen is, maar ook wat goed is in Gods ogen. Dat betekent, dat wij moeten bepalen wat goed is, wat waard is om te delen, nu, in deze tijd. Een uitdaging voor ons, die we mogen oppakken, telkens weer.

gepubliceerd op 23 november 2007



Alle columns