Muziek

door Dik Mook

Als ik de Vrijburgkelder inloop, komt het vaak voor dat er muziek klinkt. De laatste tijd is het vaker dan ooit live muziek: een basgitaar, een Spaanse gitaar, een keyboard, een slaginstrumentje, een paar stemmen die een popliedje zingen. Op zo’n moment zijn er twee mogelijkheden: of ik ga er bij zitten, doe een beetje mee en klets wat met het gezelschap, of ik ga naar mijn kantoortje en ga wat administratie doen. In het tweede geval stoor ik me aan de valse stemmen en gitaar, maar in het eerste geval geniet ik van de sfeer die er op dat moment is en neemt de muziek me mee in de schoonheid van het moment.
Het is het wonder van de muziek die kan vervoeren of mateloos irriteren.
Van mijn ouderlijk huis herinner ik me dat mijn moeder veel zong en mijn vader piano speelde, vaak genoeg ook samen. Als ik dan als tiener naar mijn muzikale ontdekkingen uit een andere wereld luisterde, zoals Jimi Hendrix, stonden deze twee leefwerelden scherp tegenover elkaar, onverenigbaar. Uiteindelijk capituleerde ik met een koptelefoon op. In die tijd had ik mijn hobo al aan de wilgen gehangen, een symbool uit een tijd waar ik afscheid van had genomen. Later is het allemaal weer goed gekomen toen ik begreep dat niet de ene of de andere muziek zaligmakend is, maar het moment moet passen bij de muziek. Toch ken ik nog steeds dat wringende gevoel in mijzelf als ik de jankende stem van André Hazes hoor terwijl ik de radio aandoe en het nieuws wil horen. Maar toch kan ik op een feestje van harte meebrullen met zijn liedjes; als ik me er maar voor openstel.
Het is het wonder van de muziek, die uiteindelijk verbindt, vals of zuiver, ‘verantwoord’ of volks.

 

gepubliceerd op 5 februari 2014



Alle columns