Thuis

door Dik Mook

Als student woonde ik op kamers. En als ik dan naar mijn ouders ging, zei ik, dat ik ‘naar huis’ ging. Of, als ik iets zocht dat ik niet kon vinden, zei ik dat dat waarschijnlijk nog ‘thuis’ lag. Alsof ik er niet aan kon wennen dat mijn thuis niet meer bij mijn ouders was, maar ik een eigen thuis had. De Nederlandse taal heeft niet zo’n mooi woord als het Duitse Heimat, dat meer is dan thuis. Het is, naast thuis, te vertalen als geboortegrond, vaderland, je traditie, je levensbasis.

Zo wordt Heimat en thuis weggetild uit hun oorspronkelijke betekenis van plaats, een plek voor jezelf, weggetild naar levensfasen. Perioden in je leven waarin je mensen, je naasten mag uitnodigen om mee te gaan op je zoektocht, je levensweg, solidair te zijn. ‘Thuis zijn’ in deze samenhang met Heimat, is een mooi begrip. Het stijgt uit boven je eigen huis, het huis waarin je woont. Je thuis voelen is omvattender, gaat over relaties, de mensen waarbij je je thuis voelt.

De bijbelse Abraham en Sara blijven hun hele leven nomaden. Ze hebben geen huis, ze wonen in tenten. Het is een symbool voor flexibiliteit, niet vastgeroest raken, hoe oud je ook wordt. Je thuis delen, daar heb je geen huis voor nodig. Je thuis delen met anderen, vreemdelingen, gastvrij zijn. Dat laten zij zien: Op weg gaan, met je naaste, naar een hoger doel, daar zou een huis alleen maar een belemmering in zijn. In het bijbelverhaal gaat de schrijver wel heel ver, door Abraham te testen of hij niet vast zou zitten aan zijn kind. Hij lijkt te zeggen, dat vastgeroest zitten, zelfs aan je eigen kinderen, aan je nageslacht, een slechte zaak is. Waarom? Omdat je daarmee wel een huis creëert, maar nog geen thuis.

Voorpag_thuis
Groepskindertekening: ‘hier is thuis’

Mijn thuis moest in mijn studententijd nog groeien. Thuis maak je zelf, is niet gebonden aan een plaats, aan een sleutel. Thuis zijn is een creatief proces en wordt in die ontwikkeling een deel van jezelf. Jijzèlf wordt uiteindelijk een thuis voor anderen. En dat kan pas als je open staat, voor anderen, open voor iets anders dan je gewend bent, voor het onbekende.

Met mijn moeder die in een verpleeghuis woont, maak ik elke zaterdagochtend een uitstapje. Laatst vroeg ze mij op de terugweg waar we nu heen gingen. Ik antwoordde dat ik haar naar huis bracht. Direct voelde ze in haar zakken en zei geschrokken, dat ze haar sleutels niet kon vinden. Ik zei, dat ze die gelukkig niet meer nodig had, dat ze met meerdere lieve mensen woonde, dat er mensen waren die voor haar zorgden. Opgelucht haalde ze adem, maar met een mix van berusting en nostalgie leunde ze achterover. Er schoot ontroering in mijn buik en ik voelde me heel sterk met haar verbonden. Een intens thuisgevoel.

gepubliceerd op 23 januari 2006



Alle columns