Requiem

door Sara Dondorp

“Requiem aeternam dona eis Domine – Geef hen eeuwige rust, Heer.” Met deze bede begint de mis die wordt gezongen voor de doden. Woorden die in de Middeleeuwen bedoeld waren om de dode te begeleiden op zijn weg door het vagevuur naar de hemel. Middeleeuwers dachten zelfs dat ze die tocht konden bekorten, door hier op aarde een dodenmis te zingen. De requiemmis werd heel concreet gezien als een hulpmiddel voor degenen die aan de andere kant van de absolute grens van de dood waren gekomen. Daarom werd – en wordt – niet alleen bij rouwdiensten, maar ook op Allerzielen (2 november) het requiem gezongen: niet om hen die ons zijn voorgegaan te gedenken, maar om hen te helpen op hun weg naar de hemel.

Het is een voorstelling die past in het middeleeuwse wereldbeeld en niet meer in het onze. Als moderne katholieken in Nederland op 2 november de bijzondere mis voor Allerzielen meemaken of bijeenkomen bij het graf van hun dierbaren, zullen ze dat vooral doen om te gedenken. En om bij elkaar troost te vinden.

requiemaBij het woord ‘Requiem’ denken wij in de eerste plaats aan muziek. Mozart, Verdi, Fauré, Duruflé,…Maar de dodenmis is de eeuwen door vooral in het gregoriaans gezongen. In het klooster van Soeterbeeck, bij Nijmegen, zongen de zusters de dodenmis voor hun overleden zusters. Zoals kloosterzusters en -broeders dat overal in de christelijke wereld deden. Uit hun bibliotheek is deze illustratie: tekst en muziek van het ‘Libera me’: “Bevrijd mij, Heer, van de eeuwige dood op die angstwekkende dag. Als hemel en aarde geschokt zullen worden. Als u komt om te oordelen door het vuur…”. De liturgie voor de doden staat vol van verwijzingen naar het oordeel op de laatste dag. In onze oren klinkt dat allemaal gruwelijk, maar als je moderne verklankingen van die woorden hoort, zit er ook een bezwering van angsten in. Van fundamentele angst voor de dood. Toonzettingen van die kleurrijke beelden van het laatste oordeel grijpen je naar de keel. Voor onze moderne oren zijn het verklankingen van menselijke woede dat de dood het laatste woord lijkt te hebben. Waarschijnlijk is het deze woede waar Benjamin Britten uit put voor zijn War Requiem. Zelf niet gelovig, gebruikt hij de vorm van het Requiem als aanklacht tegen de oorlog. Maar dan combineert hij de oorspronkelijke liturgische tekst met gedichten van Wilfred Owen. Dichter en soldaat die in de Eerste Wereldoorlog gesneuveld is.

Het is wonderbaarlijk hoe veelzijdig de functie van religieuze muziek kan zijn. Oorspronkelijk bedoeld om de dode te begeleiden op zijn reis door het hiernamaals, nu vooral troost voor de nabestaanden. Die omslag wordt prachtig geïllustreerd door het Deutsches Requiem van Johannes Brahms. Schreef zijn voorganger Mozart nog een requiem als opdracht, als gebruiksmuziek voor een uitvaart, Brahms schreef een persoonlijk stuk. Niet voor de kerk bedoeld, maar voor de concertzaal.
Niet op de klassieke liturgische tekst, maar op bijbelteksten die hem persoonlijk troost konden bieden. Te beginnen met een citaat uit de Bergrede: “Zalig die treuren, want zij zullen vertroost worden” (Matt. 5 vers 4). Wij moderne mensen vertrouwen erop dat de doden rust hebben gevonden, daar hebben ze onze voorspraak niet meer voor nodig. Die gedachte heeft Johan Blaauw vlak voor zijn dood prachtig verwoord: “… dat ik ben teruggekeerd vanwaar ik kwam – verdwenen in God.”

Wij die achtergebleven zijn, zoeken troost. Bij muziek die ons verdriet en onze woede verklankt. En bij elkaar. Daar staan we op zondag 23 november bij stil. Samen bidden we, samen zingen we, samen herdenken we degenen die wij missen. Bij elkaar en bij onze muziek hopen we troost te vinden.

gepubliceerd op 23 november 2008



Alle columns