Vervolgens zei hij: ‘Iemand had twee zonen. De jongste van hen zei tegen zijn vader: ‘Vader, geef mij het deel van uw bezit waarop ik recht heb.’ De vader verdeelde zijn vermogen onder hen. Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte.’
(Lucas 15:11-13)
Een van de bekendste bijbelse verhalen over vertrek van huis en haard is dat van de verloren zoon. Met krachtige en vooral korte streken schildert Lucas het tafereel waarop de jongeman tot leven komt. Maar meer dan een schets wordt het uiteindelijk niet. We horen niet hoe oud hij is, of hij goed met zijn vader en zijn broer kan opschieten en of hij bijvoorbeeld een vak heeft geleerd.
Wel weet hij wat hij wil. Hij wil zijn erfdeel en hij wil vooral niet wachten tot zijn vader is overleden. Al gauw verkoopt hij zijn goederen en trekt met de opbrengst de wijde wereld in.
Het wonderlijke van dit begin van Jezus’ vertelling is, dat ook van de vader niet veel wordt gezegd. Niet of hij met zijn zoon gesproken heeft, of hij hem heeft proberen te weerhouden van zijn eis of van zijn besluit de wereld in te gaan. Hier wordt veel aan onze verbeelding overgelaten. De vader komt met een vanzelfsprekend gebaar, de zoon krijgt wat hij wil en hij laat hem verder vrij. Of hij hierdoor de ideale vader wordt die zijn kind laat begaan en zelf de wereld laat ontdekken, weet ik niet. Verzet of juist aansporing had de scène beslist meer kleur gegeven en ook aangegeven dat er een (goede) band was. Nu blijft hij (nog) het ideaal van elke rebelse jong volwassene: hij wordt niet tegengehouden en gewoon losgelaten.
Vaak gaat dat ook anders. Hoe velen hebben niet hun eigen plannen tegenover hun ouders met hun verwachtingspatronen moeten bevechten. Hoe velen ook hebben niet -ongewild- een kloof zien ontstaan tussen henzelf en hun vader en moeder. Oudere generaties, die zich hebben losgeweekt uit soms eeuwenoude, als beklemmend ervaren familieberoepen en -tradities, kunnen erover meepraten.
Maar ook nu nog zijn er soms – te – grote verwachtingen over de kinderen en de richting die ze zullen opgaan. Toch (of juist) ligt hier niet de kern van dit verhaal. Nee, de kern laat de ouder zien in al zijn ideale wijsheid als het kind berooid terugkomt:
‘Zijn vader zag hem in de verte al aankomen. Hij rende op hem af, viel hem om de hals en kuste hem’.
(Lucas 15: vers 20b)
Opnieuw geen vragen, geen verwijten en al helemaal geen straf. De vader staat met open armen klaar. Je moet het maar kunnen om zo een oude dierbare uit je omgeving weer in je kring op te nemen. Het is barmhartigheid, mededogen, in zijn meest vergaande vorm. In tegenstelling tot het vertrek is deze scène wel vele malen op het doek gezet. Ook door Rembrandt, die dit jaar zo uitvoerig herdacht wordt. De intimiteit die hij weergeeft, laat een vertrouwdheid zien die stormen kan doorstaan.
Geen wonder daarom, dat Jezus juist met dit verhaal Gods barmhartigheid voor mensen dichterbij wil halen.
gepubliceerd op 23 februari 2006