Ogen van een kind

door Joan de Roos

In het laatste boek van Maarten ’t Hart schrijft hij over zijn orthodoxe moeder Magdalena. De  daar beschreven gesprekken met haar uit  zijn jeugd  zijn vaak hilarisch. Zo is er een gesprek over “geloven  als een kind”.  Moeder Lena vindt dat Maarten geen ingewikkelde vragen moet stellen omdat  de Schrift zegt dat hij moet geloven  als een kind. “Maar ik ben een kind” , zegt de zeer jonge Maarten dan. Waarop zijn moeder antwoordt: “Ja maar je gelooft niet als een kind, daar moet je nog flink ouder voor worden ….”.

Zou de oude Huub Oosterhuis het dan bij het juiste eind hebben met het  lied dat we laatst in een kerkdienst zongen?

Wek mijn zachtheid weer
Geef mij terug de ogen van een kind
Dat ik zie wat is
En mij toevertrouw
En het licht niet haat 

Het lied doet denken aan kinderen op straat.
Je ziet ze daar wel dribbelen met hun vader of moeder:  doelloos treuzelende peuters. Ze rennen een stukje mee met hun ouders, maar ineens besluiten ze om stil te staan bij een steentje, een blaadje of een plasje water of ze  lopen een stuk terug.   Ze vertrouwen er volledig op dat hun vader of moeder in de buurt blijft en voor ze zorgt.

Als je senior bent geworden en meer tijd voor jezelf kunt nemen  komt soms iets van die treuzelende peuter in je  terug. Zou je  dan ook geloviger worden of  je  meer gaan toevertrouwen als een kind?

gepubliceerd op 16 maart 2015



Alle columns