De weg naar het leven

door Lense Lijzen

Pasen, het feest van de opstanding van Jezus, heeft een merkwaardige plaats op onze jaarkalender. De datum hangt namelijk samen met de zonne- en maankalender: de eerste zondag na de eerste volle maan op of na 21 maart. Pasen kan zodoende vallen tussen 22 maart (St. Benedictus) en 25 april (St. Marcus). Dit jaar valt Pasen vroeg, want op Goede Vrijdag 25 maart is het volle maan.

Jezus_opstanding

Jezus’ opstanding,
Gerhild Mölle, 2000

Van jongsaf aan heeft dit gegeven me gefascineerd. Waarom deze koppeling? De datum hangt samen met het oude ‘heidense’ lentefeest ter ere van de godin Ostara of Eostra (vergelijk Ostern/Easter). Al op het belangrijke Concilie van Nicea in 325 werden deze berekening en verbinding vastgelegd. Hiermee werd bereikt dat Pasen altijd op een zondag plaatsvond (de opstandingsdag) en werd voorkomen dat het christelijke Paasfeest zou samenvallen met het Joodse Pesach, dat wel op volle maan valt.

Of deze datumperikelen iets uitmaken voor onze geloofsbeleving bij het herdenken van Jezus’ lijdensweg en zijn opstaan uit de dood is de vraag. Een datum is tenslotte maar een datum. Of niet? Ik ben er niet helemaal uit. Dit jaar is Jezus zeven weken na Kerstmis nog maar goed en wel onderweg met zijn leerlingen en lessen of de eerste zondag van de lijdenstijd/veertigdagentijd breekt alweer aan. Het ‘halleluja’ heeft nog maar net geklonken of het eerste zweet bij het oefenen van de Mattheüs Passion wordt alweer van de voorhoofden geveegd.

Op zijn minst vraagt Pasen naar de essentie van Jezus’ optreden en betekenis. Voor ons als gemeenschap en ook voor ieder afzonderlijk.

Zelf zie ik hem voor me als een mens en daarmee kind van God, dat ons vertelt over God en zijn koninkrijk. Een koninkrijk dat ik, met Carel ter Linden, zie als de door God bedoelde samenleving (nu).

Wat hem boven anderen uittilt, is dat hij ook voorgeleefd heeft wat dit inhoudt. Bijvoorbeeld: geven en delen. Op allerlei terreinen, materieel én ook in woord en gebaar.

Maar hij laat ook zien, dat je mag ontvangen in je leven; dat jou als mensenkind zaken toekomen. Gek genoeg is in de ervaring van velen ontvangen moeilijker dan geven. ‘Geven’ kan wat kosten, maar zit in onze ethiek, in ons handelen aardig ingebakken. Ontvangen roept echter gauw de gedachte aan een noodzakelijke tegenprestatie op, aan een vergoeding. Dat een ander je zonder iets terug te verwachten tot zijn deelgenoot maakt, blijft te vaak ‘ongelofelijk’.

In het Paasverhaal van Jezus’ opstanding ervaar ik iets van het mogen ontvangen van het leven, van het er mogen zijn, zomaar. Maar ik geloof – in de letterlijke zin – dat daar ook een opdracht bijhoort. Namelijk om dit leven in te zetten op plaatsen waar dat nodig is. Bijvoorbeeld in de gemeente. Omdat het leven, dat je krijgt te kostbaar is om voor jezelf te houden; misschien wel geen echt leven is, als je dit niet uitdraagt. Net als ieder mens, hoop ik maar dat ik daar een beetje in slaag.

Ik wens u een gezegend en vrolijk Pasen toe!

gepubliceerd op 23 maart 2005



Alle columns