Geschreven door Joost Röselaers
Voorgelezen door Gert van Drimmelen
Geluidsmontage Seth Mook
Wanneer wij er uitdrukking aan willen geven, dat iemand veel voor ons betekent, laten wij een standbeeld van hem of haar maken, of we vernoemen een straat naar hem of haar. Twee duizend jaar geleden hadden ze daar nog een andere manier voor. Zij eerden zo iemand door hem of haar een bijzonder geboorteverhaal toe te dichten. Een verhaal, dat je kunt vergelijken met de ouverture van een muziekstuk. Alle motieven uit het stuk klinken er, al even, in op. Zo was het ook met een dergelijk geboorteverhaal. Je kon erin horen, als je goed luisterde, waar het om zou gaan, in het leven van de betrokkene.
Het kind wordt geboren onder opmerkelijke omstandigheden, en de politieke setting van het verhaal is ook niet gewoon. Je voelt aan alles dat er donkere wolken hangen. Keizer Augustus is aan de macht, onvoorspelbaar en onberekenbaar. En tegen dit alles wordt nadrukkelijk een kind geplaatst. Een kind, dat zo te zien niets verschilt van u en van mij toen wij geboren werden. Dat net zo kwetsbaar is, als wij. Net zo machteloos, als wij ons voelen, tegen al het donker om ons heen. Maar er is een lichtje hoop. Er is namelijk meer in onszelf, dan wij zelf denken. Het begint ermee, dat wij ons ont-wikkelen en weer worden als een kind.
Worden als een kind. Dat is een verre van eenvoudige opdracht. Want dit kind zit ver weg verstopt, bij de meeste van ons. Er is zoveel gebeurd, sinds we geboren werden: je doet kennis op. Je maakt teleurstellingen mee. Er komen krassen op je ziel. Ongemerkt kun je dan (in figuurlijke zin) een jas aantrekken, tegen de kou om je heen. Je wordt steeds in-gewikkelder… Dan word je volwassen, en dan neem je een rol op je in de samenleving. Je krijgt een beroep. Je wordt partner, goede vriend, vader, moeder, oom of tante. Rollen, die je houvast geven. En bij iedere rol die je op je neemt, komt er weer een laagje, over al de andere laagjes die er al waren. En zo wordt het kind, waar je mee begon, steeds onvindbaarder. Tot je het op een bepaald moment begint te missen. Dan ga je het zoeken. Jasjes uittrekken. Patronen doorbreken. Dat is een heel proces. Misschien ben je er wel een heel leven mee bezig. Om dat kind terug te vinden.
Ik las pas een boekje dat laat zien hoe dat gaan kan, dat een mens de weg terugvindt naar het kind dat hij was. Het heet ’Oscar en oma Rozerood’. Het boekje gaat over een klein jongetje: Oscar. Oscar is ernstig ziek. Hij ligt al een tijd in het ziekenhuis. Maar geen van de behandelingen die hij krijgt slaat aan. Daar kunnen ze niet tegen, in het ziekenhuis. De dokter kijkt somber, wanneer hij bij zijn bed komt. En er is niemand, met wie hij het erover kan hebben dat hij denkt dat hij dood gaat.
Dat kan alleen met oma Rozerood. Zij is een van de – in rozerode jassen gestoken – vrijwilligsters die bezoekwerk doen in het ziekenhuis. Zij is de eerste die niet schrikt, als Oscar er over begint. Zijn ouders en de artsen treden hem tegemoet met angst en verdriet, maar zij spreekt hem rustig en bemoedigend toe. En ze zegt, als hij zich bij haar heeft uitgesproken: ’Wat dacht je ervan om eens een brief te schrijven aan God, Oscar?’ Eerst vindt hij dat belachelijk. Dan vraagt hij: ’En waarom zou ik schrijven aan God?’ ’Omdat je je dan minder alleen zult voelen. Je kunt in alle openheid en kwetsbaarheid jouw gedachten en gevoelens aan God toevertrouwen. En je hoeft je aan niemand te verantwoorden. Probeer het maar!’
En Oscar begint te schrijven. Eerst schrijft hij, omdat het fijn is dat hij zich kan uiten. Zoals je ook een dagboek kunt bijhouden. Al schrijvend komt hij tot bezinning, begint hij meer te begrijpen, en groeit er bij Oscar vertrouwen. Ik zeg dat nu zo even, in een zinnetje, maar dat heeft natuurlijk wel heel wat voeten in aarde… Langzaam aan groeit dat mooie woord: vertrouwen. ’Ik vind het wel moeilijk dat ik afscheid moet nemen van wat me vertrouwd is’, schrijft hij op een gegeven moment, ’maar echt bang ben ik niet meer’.
En dan kan hij ook iets zeggen, tegen de mensen die op zo’n krampachtige manier met hem omgaan. Zoals tegen de dokter: ’U moet niet zo’n lang gezicht trekken, dokter. U kunt er niets aan doen dat u sommige mensen slecht nieuws moet vertellen over ziektes die niet te genezen zijn. U moet zich ontspannen, relaxen. U hebt geen macht over de natuur. U bent er alleen voor de reparaties…’ Met open mond kijkt de dokter hem aan. Dan valt hij uit zijn rol. En omhelst, ontroerd, het kind.
De laatste brief uit het boekje is van oma Rozerood. Ze schrijft: ‘de kleine jongen is gestorven. Ik ben zo dankbaar dat ik hem heb leren kennen. Dank zij hem was ik grappig, en verzon ik verhalen. Dank zij hem heb ik weer gelachen en vreugde gekend.’
Een kind dat volwassenen helpt zichzelf te vinden… Een kind dat een uitnodiging is, om ook het kind in jezelf te ont-wikkelen. Een kind dat uit vertrouwen durft te leven, en te sterven. Het kind dat zonder angst zijn licht kan laten schijnen voor de mensen. Opdat uiteindelijk het licht het donker overwint.
gepubliceerd op 29 december 2021