Geschreven door Margriet Dijkmans van Gunst
Voorgelezen door Gert van Drimmelen
Geluidsmontage Seth Mook
Thema : Elkaar écht zien
Als ik dit schrijf, woedt al een paar weken de oorlog in Oekraïne. Het machteloze gevoel dat deze situatie me geeft, is moeilijk te hanteren. En de zorg hoe dit verder gaat, is overal in de samenleving voelbaar.
Ik moest ineens denken aan een artikel op de Correspondent van Thalia Verkade waarin zij schrijft over het verkeer. Waarom kun je als je autorijdt zo’n ander mens worden, zo opgefokt raken. Waarom kan het zijn dat je ineens gaat schelden op iemand die geen voorrang geeft of iemand die langzamer rijdt dan mag? Waarom word je ziedend als iemand net voor jou op die ene parkeerplaats gaat staan en waarom ga je boos op je rem staan om een bumperklever van je af te schudden. Soms voelt het verkeer als een oorlog…..
Al zoekende naar verklaringen voor dit gedrag stuit Verkade op een verklaring van Jack Katz. In het verkeer, zegt hij, kijken we alleen maar naar de achterkanten van anderen. Je kijkt naar bestuurders die jou niet kunnen zien. Het is als proberen te praten met iemand die voor je loopt in plaats van met iemand die je aankijkt. Daardoor kan je niet je volle communicatievermogen benutten en word je woest.
Bij toeval komt Verkade op het spoor van een rijinstructeur die aan politie en ambulancemensen les geeft. Die moeten met loeiende sirenes over kruispunten en moeten zorgen dat ze al hard-rijdend, de auto’s, fietsers en wandelaars die schrikken, niet onder hun wielen krijgen. Hij leert zijn cursisten gecontroleerd hard te rijden en dat betekent voor hem, steeds oog hebben voor die ander die achter het stuur zit. Dat vraagt om voortdurend scannen, scannen, scannen.
Ineens herinnerde ik me dat we in mijn verpleegkunde opleiding getraind werden in het kijken naar het gelaat van de ander. Het was een concretisering van de opvattingen van Emanuel Levinas. Kijk goed en je ziet of je patiënt pijn heeft, of dat hij misschien eerder nerveus is of bang. Kijken naar de ander geeft ongelofelijk veel informatie.
Levinas stelt dat contact met iemand maken en de ander écht zien, niet vanzelfsprekend is. Ons vermogen geraakt te worden door een ander en zijn of haar situatie werkelijk te zien staat volgens Levinas op gespannen voet met een ander kenmerk van de mens, namelijk onze neiging om juist weg te kijken van de ander of de ander zelfs kwaad te doen
Ervaringen in een Duits kamp tijdens de Tweede Wereldoorlog zette een grote stempel op het denken van Levinas. In het kamp had hij aan den lijve ondervonden wat het betekent om niet écht gezien te worden. Alles was er daar op gericht geweest om hem zijn identiteit af te nemen. Op basis van deze ervaring ontwikkelde hij een nieuwe ethische filosofie; een die bij ‘de ander’ begint en niet zozeer bij ‘het ik’. Een waardig en moreel goed mens is volgens Levinas iemand die de ander en het appèl dat de ander op ons doet, écht ziet, zonder vooringenomenheid. Zijn achterliggende gedachte is dat pas in relatie tot de ander wij als mens tot ontplooiing komen.
De vreselijke beelden uit Boetsja dringen zich aan me op. Honderden burgers zijn moedwillig gedood en op straat blijven liggen. Nabestaanden durfden hun doden niet te begraven uit angst om zelf ook neergeschoten te worden. Misschien hebben de Russische soldaten met opzet niet gekeken naar de gezichten van degenen die ze vermoordden?
Filosoof Hannah Arendt – ze schreef over Eichmann en de banaliteit van het kwaad – stelt dat de Holocaust alleen plaats heeft kunnen vinden vanwege een verregaande bureaucratisering door het naziregime, waarin ieder radertje slechts verantwoordelijk was voor ‘een deel van het geheel’. Allemaal ijverige ambtenaren die zelf het idee hadden dat hun beslissingen niet of nauwelijks gewicht in de schaal legden, vormden in werkelijkheid samen een nietsontziende moordmachine. Het ‘kwaad’ (de Holocaust, in dit geval) was kortom niet iets ‘radicaals’, maar iets ‘banaals’. Met haar zowel geroemde als hevig bekritiseerde ideeën over de ‘banaliteit van het kwaad’ wil Arendt duidelijk maken op wat voor wijze goed georganiseerde (totalitaire) politieke systemen hun ‘onderdanen’ kunnen beroven van hun moraliteit – waardoor zelfs de meest nietszeggende figuren in staat zijn tot daden die indruisen tegen alle wetten van de ethiek. Wie Eichmann ook was, Hannah Arendt heeft de wereld attent gemaakt op het bestaan van vele ‘Eichmann-achtigen’. En dat zien we dus op dit moment in alle hevigheid gebeuren.
De filosofische ethiek van Emmanuel Levinas en de benadering van Hannah Arendt over de banaliteit van het kwaad zijn in deze tijd actueler dan ooit.
Hoe komen we zover dat we de ander echt zien? Zou dat de uitdaging zijn voor Poetin en Zelensky? Elkaar echt zien? Of is het daarvoor te laat? En welke vraag om echt te zien ligt er bij ons? Is het sturen van nog meer wapens naar het oorlogsgebied de oplossing?
Misschien moeten we steeds de vraag stellen: wordt de ander nog écht gezien of is er sprake van afwending?
Of met andere woorden, durven we zowel in oorlogstijd als in het verkeer de kwetsbaarheid van de ander, écht te zien?
Ik hoop het zo, maar zoals Levinas zegt; het vereist oefening. Op kleine schaal zouden we daar in Vrijburg een start mee kunnen maken.
gepubliceerd op 26 april 2022