Verwachting: daar draait het om in de weken vòòr Kerst. Een verwachting die wordt opgewekt door de sterren, die jou wijzen naar geluk dat ergens sluimert. Lichten die je voeren naar een thuis, waarvan je alleen maar kunt dromen. Een leven zonder verwachting is voor ons haast niet voor te stellen. Dat is als leven in een donker heelal.
Maar dat is slechts de ene kant van het verhaal. Verwachtingen zijn ook vaak de hoge eisen die wij stellen aan onszelf, aan anderen, en aan het leven. Alsof wij die sterren zelf van de hemel moeten plukken. En als dat niet lukt – natuurlijk lukt het niet, want sterren zijn immers onbereikbaar – dan zij wij teleurgesteld. De lichten doven, en de donkere bitterheid krijgt ons in zijn greep.
En toen werd het Kerst. Zomaar en ongevraagd sprak iemand een verhaal over God en mens, God in de mens, en over geboren worden. Het verhaal laat ons weer een hemel zien, een aarde die niet plat is maar die gevuld is met hoop, liefde en vrede. Zeker, dat is nogal wat en het is gemakkelijk om daar wat badinerend over te doen. Maar als wij niet willen leven met het weerloze, het kwetsbare en het onnoembare dat God heet, de overgave van de liefde, waar leven wij dan nog voor? Dan doven de sterren. Daarom zou iedereen Kerst moeten vieren: gelovig of niet gelovig. Want het gaat om dat allerkostbaarste: licht zien in het donker, geloven in het weerloze van een kind, in geluk dat ergens sluimert.
gepubliceerd op 1 december 2017