Hemeltje lief, er wordt gepreekt!

door Lense Lijzen

En hij ging terug naar zijn vader.Toen hij nog ver van huis was, zag zijn vader hem al en werd ontroerd; snel liep hij op hem toe, viel hem om de hals en kuste hem.

Lucas 15:20


Binnen Vrijburg vinden momenteel veel geëngageerde gesprekken plaats en er worden verwoede discussies gevoerd. Thema veelal: de toekomst van de Amsterdamse vrijzinnigheid binnen en buiten de kerkmuren. Terugkerende vragen daarbij zijn: wat zijn onze bronnen, welke drijfveren hebben we en wat zijn onze doelen.

Deze beweging vind ik positief; immers, zonder de inbreng van u, leden, vrienden en andere belangstellenden bestaat Vrijburg niet en kan zij zeker niet overleven. Niemand zal zich ook aan onze poort melden als er niets gebeurt. Hierover zullen velen binnen onze gemeenschap het wel eens zijn.

Maar één ding zien we naar mijn idee wel eens over het hoofd: bij al dit nadenken beginnen we niet bij een nulpunt; er is niet een leeg gebouw dat opnieuw gevuld moet of kan worden. Integendeel, velen zijn op een of andere manier bij Vrijburg betrokken en doen dit van harte.

Dat neemt niet weg dat er wel zorgen zijn, juist waar het om de toekomst gaat. Maar wie zich zorgen maakt, is betrokken; wanneer je het moeilijk vindt om veranderingen te accepteren, maar ook wanneer ze je niet snel genoeg gaan.

Opmerkelijk genoeg lijkt de vorm van kerkdienst hier bijna het heetste hangijzer. Maar is dat ook niet een positief punt? Blijkbaar heeft deze kernactiviteit nog lang niet aan (potentiële) kracht ingeboet! Dat is in deze 21e eeuw al wonderlijk genoeg.

Echter, in onze hang naar technische, muzikale en liturgische perfectie schuilt een valkuil. Namelijk dat zij de enige graadmeters voor een ‘goede’ dienst worden en de boodschap zo wel eens op de achtergrond kan raken. Voor mij is dit – nog – geen feit, maar wel een dreiging. Vraag aan u allen is of u deze tendens herkent.

Gesteund voel ik me hierin door de Utrechtse theoloog Wil van den Bercken, die recent een opmerkelijk essay schreef met de titel:’Tegen de religieuze behaaglijkheid. Een onvroom pleidooi voor het christendom.’ (Ten Have, 2003) Hij keert zich tegen het zware accent van een intellectueel christendom en een esthetisch christendom. Concreter gezegd: het theologisch debat kun je niet voeren zonder geloof. En de nadruk op de mooie vorm (liturgie) en de christelijke kunst als bron van geloof leiden af van wat wezenlijk is, namelijk een ethisch christendom, gebaseerd op de lessen van het evangelie.

Die zijn immers niet bedoeld om ons gerust te stellen of ons religieuze gevoel te behagen. Nee, ze moeten mensen prikkelen en in beweging zetten. Mensen open en betrokken maken, vanuit die ene basis.

Bij al ons spreken over punten en komma’s, over een nootje meer of minder, over meer participatie vanuit de gemeente zelf of juist de centrale rol van voorgangers, ligt naar mijn idee hier uiteindelijke het ware ijkpunt: of wij er op onze eigen manier -met alle betrokkenheid naar elkaar en openheid naar de cultuur en de samenleving- in slagen iets van de boodschap(pen) uit het evangelie uit te dragen en waar te maken. Voorwaar geen kleinigheid!

gepubliceerd op 24 mei 2004



Alle columns