Afgelopen zondag, 8 mei ging Mpho Tutu van Furth voor in Vrijburg. Het thema van de dienst was: ‘My sheep hear my voice. I know them and they follow me’
De overdenking is nu vertaald door Brigitte Kristel en hieronder na te lezen. Ook kan de dienst worden teruggelezen via Kerkdienstgemist.nl
Johannes 10, 22-30
“Toen werd in Jeruzalem het feest van de tempelwijding gevierd. Het was winter, en Jezus liep op en neer in de tempel, in de Zuilengang van Salomo. De Joden kwamen om Hem heen staan en zeiden: ‘Hoe lang laat U ons nog in het onzekere? Als U de Messias bent, zeg het ons dan ronduit.’ Jezus antwoordde: ‘Dat heb Ik al gedaan, maar u wilt niet geloven: de daden die Ik namens mijn Vader verricht, getuigen van Mij. Maar omdat u niet tot mijn schapen behoort, wilt u niet geloven. Mijn schapen luisteren naar mijn stem; Ik ken ze en ze volgen Mij. Ik geef Hun eeuwig leven: nooit zullen ze verloren gaan, niemand zal ze van Mij wegroven. Want wat mijn Vader Mij heeft toevertrouwd, gaat alles te boven: niemand kan iets uit de hand van mijn Vader roven. Ik en de Vader, Wij zijn één.”
In een boek met uitspraken van kinderen staat een gebed dat een ouder eens opving: “Dank U, God, voor mijn kleine zusje. Maar ik had eigenlijk gevraagd om een puppy.”
De Joden die zich rond Jezus hadden verzameld, voelden zich misschien net zo. Ze hadden gebeden om een messias en toen kregen ze Jezus. Maar daarover straks meer.
Het was logisch dat Jezus omringd werd door Joden. Hij was immers zelfs Joods. De kans dat Jezus in de tempel Joden zou tegenkomen, was net zo groot als de kans dat ik vandaag in Vrijburg Nederlanders tegenkom. Als de evangelist Johannes het over ‘Joden’ heeft, bedoelt hij daarmee de Joodse autoriteiten. Als dit evangelie inderdaad geschreven is door de apostel Johannes, en daar zijn veel geleerden het over eens, dan was de schrijver zelf ook Joods. Hij was de “geliefde discipel”, die zijn hoofd tegen de borst van Jezus legt tijdens het laatste avondmaal. De zoon aan wie Jezus aan het kruis de zorg over zijn eigen moeder toevertrouwde.
De samenleving waarin dit evangelie is geschreven, namelijk Efeze in de eerste eeuw van onze jaartelling, was waarschijnlijk de eerste samenleving die zichzelf christelijk noemde. De joodse leden van deze christelijke samenleving hadden de verwoesting van de Eerste Tempel al achter de rug en gingen daar nog steeds onder gebukt. De evangelist schrijft dat de tempelhoofden hen soms wegzetten als “Joden” op een manier die door de eeuwen heen vaak ten onrechte aangegrepen is om antisemitisch en racistisch geweld tegen joodse mensen te rechtvaardigen. Het meest ironische nog is dat de schrijver zelf joods was en dit evangelie schreef als open uitnodiging aan mensen in een diverse stad om deel uit te maken van een nieuwe religie die niemand buitensloot. En in plaats van dat het evangelie van Johannes werd gezien als verwelkomend en inclusief, werden zijn woorden vaak verdraaid om juist mensen buiten te sluiten en aan te vallen.
Het evangelie van Johannes is een evangelie van echo’s, toespelingen, lagen en herkenningspunten. Wie de Hebreeuwse Bijbel heeft gelezen – voor christenen het Oude Testament – vindt daarvan aspecten in dit evangelie terug. Dit evangelie is geschreven door iemand met een degelijke kennis van de Hebreeuwse Bijbel. En het is geschreven als een geloofsverhaal voor een nieuwe religie.
Johannes, die Joods van geboorte is, verweeft zijn kennis van de Hebreeuwse Bijbel met de verhalen van Jezus en maakt zo een handleiding voor gelovigen die door de doop zijn wedergeboren in de christelijke gemeenschap.
Dat was een een lang zijpad. Terug naar het gesprek op de tempelhof. “Bent U de Messias?” Met de wetenschap van nu kunnen we over de schouder van Johannes meekijken en ons het slimste kind van de klas voelen: “Ik weet het, ik weet het.” Natuurlijk weten wij het juiste antwoord. Wij weten altijd het juiste antwoord. Zo zit die handleiding in elkaar. De lezer kijkt door de ogen van de verteller naar de wereld. We voelen ons slim en wijs. Wij zien het goed. Wij begrijpen het. Wij zijn de schapen van Jezus’ kudde, de ingewijden.
Wie zijn dan de buitenstaanders? Wie zijn dan de mensen die het verkeerd zien of die het niet willen zien of begrijpen? Wie zijn in deze bijbeltekst de Joden en wat zien zij niet wat wij wel begrijpen?
“Bent U de Messias?” De Yahweh uit de Hebreeuwse Bijbel is een God met ontzaglijke kracht en macht. Een God die niet snel boos wordt en genadig is voor zijn volk, maar die wraakzuchtig is voor wie niet tot zijn kudde behoort, hen snel straft en genadeloos is. Israel was een messias beloofd om het land te verlossen en de Joodse mensen te bevrijden van het zware juk van de Romeinse keizers. Je zou dan ook een krachtige en glorievolle messias verwachten die direct korte metten maakt met het Romeinse leger. Maar in plaats daarvan krijgen ze Jezus, die mensen onderwijst, voedt, geneest, en liefde en vrede preekt. Jezus, die niet wil heersen, maar juist dienstbaar is. Jezus, die het geweld van het Romeinse rijk het hoofd biedt door juist niet mee te gaan in die negatieve spiraal van dood en verderf. Net als het kind dat God had gevraagd om een puppy, zullen de mensen deze messias in het gunstigste geval twijfelachtig en in het slechtste geval een teleurstelling hebben gevonden.
Wij kunnen de schrijver makkelijk volgen. Wij behoren tot Jezus’ kudde. We horen zijn stem en we volgen Hem. Maar is dat zo? En doen we dat ook echt?
Uit de manieren waarop dit evangelie door de eeuwen heen misbruikt is, blijkt hoe we de Messias uit het evangelie kunnen omvormen tot een handige Christus in zakformaat, die onze vooroordelen en ons gelijk bevestigt. Jaar na bloedig jaar beweren we dat Christus onze oorlogen bekroont met het goedkeurende zegel van Vredesvorst. We geven veel gemeenschapsgeld uit aan wapens en bommen die we “nooit” gaan gebruiken en geloven dat ons eigen geweld juist voor de goede zaak is.
De schoonheid en de dichterlijkheid van het evangelie van Johannes, de uitnodiging van de schrijver om als ingewijden vanuit zijn perspectief naar de wereld te kijken, wiegen ons in slaap wat de juistheid van onze eigen keuzes en daden betreft. Maar de Messias in dit evangelie spat juist van de pagina’s af als Hij beklemtoont dat we naar zijn stem moeten luisteren en Hem moeten volgen. Als christenen mogen we niet op de automatische piloot gaan. We mogen ons niet laten meevoeren door de waan van de dag. We moeten elke dag opnieuw mediteren en bidden, en onze daden langs de meetlat leggen van de uitnodiging van de Messias om vooral mensen te zijn die openstaan voor anderen en niemand buitensluiten; mensen die de waardigheid van alle anderen nauwlettend bewaken; en die deel uitmaken van de verzoenende gemeenschap van Christus. En de Jezus uit dit evangelie zegt met klem dat, hoewel we struikelen, vallen en soms falen in ons geloof, we aan Hem zijn toevertrouwd en wat van Hem is, kan niemand roven.
gepubliceerd op 9 mei 2022