Tot de taak van hoofd en handen

door Lense Lijzen

Tot de taak van hoofd en handen
maak ons nu bereid,
één met makkers aller landen
in den enen strijd.
etc.

Voor mij ligt de oude liederenbundel van remonstranten en NPB, opengeslagen bij lied 195. Velen die in hun jonge jaren in vrijzinnig christelijke sferen zijn opgegroeid, zullen het kennen want het was – naar ik heb begrepen – een bekend lied. Het staat onder kopje VIII: christelijke gemeenschap.
Tekstdichter is J. J. Thomson die een groot aantal liedteksten voor zijn rekening heeft genomen.
Om hem is het mij echter niet begonnen. Mijn binding geldt de componist van het lied, dr. J.P.A. Eernstman (zie ook foto hieronder), zoals keurig bovenaan de bladzijde staat. Hij was namelijk mijn grootvader. Geboren in 1893 in Nederlands- Indië overleed hij toen ik bijna vier jaar oud was, nu veertig jaar geleden. In vrijzinnige kring was hij vanaf de jaren ’20 kortweg bekend als ‘Jan Ee’. Tijdens zijn leven moet hij velen geïnspireerd hebben als ik op de ontmoetingen afga met mensen die hem gekend hebben. Zij hebben hem als kampleider (HL) gehad in de vrijzinnige jeugdbeweging of waren oud-leerlingen die Latijn en Grieks van hem gehad hebben op het VCL in Den Haag en op het oecumenische Huygens Lyceum in het aanpalende Voorburg.

Voorpagfoto_juni
Jan Eernstman (2e v.r.) als Hoofdleider bij zomerkamp VCJC

Op mijn middelbare school gebruikte de leraar Klassieke Talen zijn boek over De Griekse Tragedie, ik deed later stage op ‘zijn’ school in Voorburg en mocht meewerken aan het historische boek ‘Het Jonge Hart’ over de Vrijzinnig Christelijke Jeugd Centrale (VCJC) waardoor ik weer mensen ontmoette die hem gekend hadden.

Hij moet een verhalenverteller zijn geweest, iemand die de oude culturen tot leven heeft willen brengen met toneel en muziek. In de vrijzinnige jeugdbeweging was hij animator van de lekenspelen, speelde zelf koning Zedekia in ‘Jeremia’ van Stefan Zweig en liet op school Griekse tragedies opvoeren met door hem gecomponeerde muziek voor de koren. En hij was dus toonzetter van bovengenoemd lied, dat – met alle respect – anno 2007 qua tekst wel een vrijzinnige curiositeit genoemd mag worden. Het zal waarschijnlijk uit de jaren ’20 of ’30 stammen, de hoogtijdagen van de groeiende vrijzinnig christelijke stroming.

Wellicht valt er over dit lied en andere klassiekers uit de ‘oude bundel’ meer te vinden in het proefschrift van Adri le Coq uit 2005 dat als titel heeft ‘Het vrijzinnige kerklied in Nederland 1870-1973’. Het is een mij onbekende studie waarvan ik op internet een uitvoerige aankondiging ontdekte.

Wat mij in het lied wél aanspreekt is de tijdgeest: de sterke overtuiging dat er nog een wereld te winnen is. Door mee te bouwen aan ‘Uw rijk, dat is’ kunnen de goede krachten het kwade in de wereld overwinnen. Het ademt een krachtige, optimistische geest. ‘Kom daar nu maar eens om! De grote wereld, die zo klein geworden is, leert ons wel anders’, roepen kritische geesten.

Maar zonder geloof in het goede was de wereld in ieder geval niet vooruitgekomen. Hoe tegendraads het ook mag zijn, laten we dit toch vooral vasthouden en waar nodig nieuw leven inblazen, met hoofd (en hart) en handen. Onze tijd kan wel wat peper gebruiken!

gepubliceerd op 23 juni 2007



Alle columns