Blog 45 ‘Liefde in tijden van Corona’- bijdrage van Joost Röselaers

door Joost Röselaers

‘Er valt van de mens meer te bewonderen dan te verachten.’

‘La Peste’ van Albert Camus staat 73 jaar na de verschijning ineens weer volop in de aandacht. De beschrijving van het uitbreken van de pest, het verloop van de epidemie, de maatregelen die genomen worden en de reacties op de epidemie vertoont frappante gelijkenis met wat wij nu meemaken.

Centraal in La Peste staat de houding van de verschillende verhaalpersonages tegenover de pestepidemie. Paneloux, de pater, duidt de pest als een straf van God waaruit lering getrokken moet worden. Nadat hij getuige is geweest van de onbarmhartige dood van een kind verandert zijn houding. Een verklaring voor de pestepidemie heeft hij dan niet meer.

Daartegenover plaatst Camus de arts Rieux. Hij zet zich dagelijks volledig in voor de zieken en de bestrijding van de ziekte. Rieux’ motivatie zich in te zetten voor de slachtoffers van de pest is niet een of ander verheven ideaal. Als Paneloux stelt dat zij zich beiden inzetten voor het heil van de mens, wil Rieux daar niets van weten. Hij zet zich enkel in voor de gezondheid van mensen. En doet dat omdat hij niet kan wennen aan de dood en behoefte voelt een steentje bij te dragen aan het geluk. Rieux is een held, al heeft hij zelf geen interesse in heldendom en heiligheid. ‘Wat mij interesseert is mens-zijn.’

Een zekere opluchting en een hernieuwd geloof in de kracht van de mensheid overheerst aan het einde van het boek. Camus laat zijn verteller zeggen dat ‘er in de mens meer te bewonderen dan te verachten valt.’ Tegelijkertijd blijft de waarschuwing in de lucht hangen dat de ziekte niet overwonnen is, maar zich slechts heeft teruggetrokken. Ze kan elk moment weer toeslaan. In de grond hebben we daarom altijd mensen als Rieux nodig, die steentjes willen bijdragen aan ons geluk.

gepubliceerd op 1 mei 2020



Alle columns