Vandaag vieren wij 75 jaar bevrijding. En dat doen wij vooral langs digitale wegen, en via televisie en radio. Ook vanuit Vrijburg, in Amsterdam.
Carla Josephus Jitta vertelt over ‘verlangen naar vrijheid’, aan de hand van persoonlijke ervaringen uit 1944.
Haar indrukwekkende verhaal kunt u hieronder lezen, of in de opgemaakte versie in bijlage.
Haar verhaal is ook opgenomen, vorige week in Vrijburg. De kwaliteit van de opname is minder goed dan we hadden gehoopt, maar haar woorden zijn goed te verstaan. Er is muzikale omlijsting van Yannick Roelandse, Jan Michiel Otto en Marileen van der Most van Spijk. Joost Röselaers leidt in en sluit af.
Bevrijdingsverhaal uit Theresiënstadt
“75 jaar geleden zijn we in Nederland bevrijd van een bezetting die vijf lange jaren heeft geduurd. Ikzelf beleefde die bevrijding anders en daar wil ik u over vertellen.
Vanaf september 1944 was ik geïnterneerd in Theresiënstadt, een doorgangskamp, waar vandaan vanaf september 1944 regelmatig transporten naar de vernietigingskampen gingen.
Ik was in Theresiënstadt terecht gekomen omdat ik, net als mijn broer gedoopt was. Mijn grootmoeder zat ook in het kamp, maar ik voelde me alleen gelaten zonder mijn ouders. Dat mijn ouders eerder in Sobibor waren vergast, wist ik niet. Ik klampte mij vast aan het idee dat ze nog in leven waren.
De transporten vanuit Theresiënstadt in de eerste maanden waren angstaanjagend; iedere keer was je weer bang om op de lijst voor een transport te staan en je was opgelucht als dat niet zo was; je leefde voort. Iedere keer weer afscheid nemen van verre familieleden of vrienden, steeds opnieuw. De angst, de onzekerheid wat er zou gebeuren. De angst voor het ongewisse voel ik opnieuw in de Coronacrisis. Staat mijn leven weer op het spel?
Maar op een dag, begin februari 1945, gebeurde er iets bijzonders in Theresiënstadt. Er ging een gerucht rond dat er een transport naar Zwitserland zou gaan. 6000 mensen werden opgeroepen en mochten kiezen of ze naar Zwitserland wilden gaan of niet.
Mijn grootmoeder geloofde er niets van; ze was overtuigd dat het transport naar Auschwitz zou gaan. “je moet het niet doen” zei ze: “dit is een valstrik’. Velen dachten hetzelfde en zeiden daarom “nee”.
Mijn broer zag het anders: hij had een trein met gewone personenwagens, geen beestenwagens, zien staan en het Rode Kruis had er iets mee te maken. Er stond veel eten voor onderweg klaar. Hij was overtuigd dat het transport naar Zwitserland zou gaan.
Hij was resoluut in zijn besluit en zei :”IK GA”. Ik was vertwijfeld, wilde niet zonder mijn broer achterblijven maar ook mijn grootmoeder niet in de steek laten. Uiteindelijk koos ik voor mijn broer. En daarop koos mijn grootmoeder voor ons. Dat zij haar kleinkinderen niet in de steek heeft willen laten en voor hen koos in de vaste overtuiging dat het onze dood zou zijn, ontroert me tot op de dag van vandaag.
Degenen die voor Zwitserland hadden gekozen (welk aantal van die 6000 weet ik niet) werden gekeurd door de SS, die de leiding van het kamp had. Ik kleedde me zo netjes mogelijk aan, al had ik niet veel keus, maar ik kon wel de rafels van mijn kleren knippen.
Nadat we van onderen tot boven bekeken werden en als vee gekeurd waren, werden we alle drie geschikt bevonden. Op 5 februari gingen we met 1200 gevangenen van verschil lende nationaliteiten op weg. We reden ongeveer 1,5 dag door een tegen bommenwerpers verduisterd Duitsland. Geregeld stonden we stil ; het was het ’s nachts pikkedonker en je wist niet waar je heen ging. Het was angstaanjagend.
Toen aan de noordzijde van het Bodenmeer de trein tot stilstand kwam, twinkelden aan de overkant de lichtjes van het vrije Zwitserland. Het leek een paradijs. Daar was de vrijheid, zouden we er werkelijk heengaan? Vol twijfel stonden we de hele nacht te wachten, kijkend naar de andere kant van het meer. Wat ging er gebeuren?
Tegen de ochtend werd de Duitse locomotief verwisseld voor een Zwitserse en de bewaking veranderde van Duitse in Zwitserse militairen. en toen …toen zette de trein zich in beweging. heel langzaam reden we de grens over.
Als ik dit nu vertel, voel ik nog de emotie van dat moment. Ineens dat zware juk weg: weer als mens behandeld te worden, te eten krijgen, weer mogen zeggen wat je wilde, weer boeken mogen lezen. Op mijn 13e jaar was ik me bewust van die betekenis.
Vlak over de grens gooiden mensen ons sinaasappels, sigaretten en chocola toe.. Verstandigen onder ons waarschuwden niet van de chocola te eten; we zouden daar ziek van worden; onze uitgehongerde magen en darmen zouden het niet verdragen. In plaats daarvan kregen we van het Rode Kruis geurige bouillon en droog wit brood. Het brood leek spierwit en de bouillon streelde je tong en maag.
Dat gevoel van vrijheid, de opluchting, de verademing, een onbeschrijflijk gevoel. Iets daarvan zullen we misschien ervaren als de benauwenis van de Corona gaat verdwijnen: ik zal die bevrijding herkennen.
De fysieke en ook de geestelijke vrijheid heb ik diep gevoeld op mijn 13e jaar. Anderen, die in diezelfde trein gezeten hebben, hebben deze gevoelens niet. Zij noemden meteen de negatieve kanten van Zwitserland. Maar ik heb jaren lang, als ik met vakantie de Zwitserse grens passeerde, datzelfde gevoel van bevrijding ervaren.
Dat we nu 75 jaar in vrijheid leven in ons land, stemt tot grote dankbaarheid. Laten we die vrijheid in ere houden.”
gepubliceerd op 5 mei 2020