Donker #322

door Vrijzinnige Miniaturen

Geschreven door Dik Mook
Voorgelezen door Gert van Drimmelen
Geluidsmontage Seth Mook
Thema: Onvrede
12 november 2024
Titel: Donker

Donker

Het lijkt wel of het in de winter, na zonsondergang donkerder is dan in de zomer na zonsondergang.
Ik kijk uit mijn raam en staar de duisternis in. Een straatlantaarn heft het donker een paar meter om zich heen op. In de verte een fietslamp in het park. Verder zwart.

Ik ben er niet speciaal heel somber over, maar het valt me op, het verschil tussen zomerse duisternis en winterse. Mijn nuchterheid zegt me, dat het onzin is. Het zou wel eens te maken kunnen hebben met de ogenschijnlijke doodsheid van de natuur. Geen blaadje of bloem meer te bekennen, insecten vliegen niet en veel vogels zijn vertrokken naar warmere streken.
Ik staar nog steeds de duisternis in en opeens glijdt de maan achter een wolk vandaan, zo helder en krachtig. Een mysterieus blauw-wit licht straalt en blaast het duistere niets een beetje weg. Ik zie nu een enkel blaadje hangen aan een boom, zich dapper vasthoudend aan de hoogste tak. Op dat moment gaat mijn telefoon. Een goede vriend belt en vertelt uitgebreid over zijn nieuwe liefde; eigenlijk meer over DE liefde. Hij was de laatste tijd zo somber geweest, leefde in een donkere tijd, zoals hij het noemde. Maar nu hij de liefde weer ontmoet heeft, begrijpt hij op eens dat liefde is alsof de ramen open gaan, de zon tegelijk met de maan gaat schijnen.

Er schieten mij teksten te binnen uit de bijbel en van Kahlil Gibran: “Wanneer de liefde je wenkt, volg haar, ook al zijn haar wegen steil en zwaar begaanbaar. En wanneer ze haar vleugels rond je uitspreidt, geef je dan aan haar over, ook al kan het zwaard, dat ze onder haar slagpennen verborgen houdt, je ernstig verwonden.”
Ik probeer zijn euforie wat te temperen met deze tekst van Gibran, maar hij wordt er alleen maar enthousiaster van en noemt het precies zijn gevoel.
Ik denk dat ik hem begrijp als ik denk aan de bijbeltekst “Al doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen – had ik de liefde niet, ik zou niets zijn.”
Ik zeg het hem, maar hij heeft de verbinding al weer verbroken.

Ik staar weer in het duister. De maan is weer achter de wolk. Ik ben verward. Hoe is dat met mijn eigen liefde, liefde voor wie, voor wat… Ik mijmer over mijn leven en vraag me af of dat klopt, al die wijsheden uit oeroude boeken.

Plotseling kleurt de hemel, nauwelijks merkbaar, bleekblauw. Ik kijk op de klok. Het is half acht. Blijkbaar is de nacht onmerkbaar aan mij voorbij geslopen; of heb ìk de nacht voorbij geslopen?
De bel gaat en ik doe werktuigelijk open. Twee mensen komen de trap op. Mijn vriend en zijn nieuwe liefde. Ze omarmen me terwijl ik die, de nieuwe geliefde, helemaal niet ken. Dan: “We komen het met je vieren, we delen onze liefde met je. En met een knal openen ze een fles champagne met bijna zingend: “Hadden we de liefde niet, we zouden niets zijn”.
We kijken naar buiten met de glazen in ons hand.
De zon is net op.

gepubliceerd op 12 november 2024



Alle columns