Piet

door Dik Mook

Mijn ouders huurden in de 50’er jaren een woning aan de Brouwersgracht. De huisbaas heette Piet Mons en ik betaalde in opdracht van mijn moeder elke week de huur aan Piet Mons, beneden in de daar gevestigde kolenhandel. Ik noemde hem natuurlijk geen Piet, maar meneer, maar thuis zeiden we gewoon Piet.
Piet was in die jaren een heel normale naam; thuis draaide mijn vader orgelmuziek van Piet van Egmond en Piet Kee, en een broer van mijn opa heette oom Piet. Al deze Pieten zijn al lang overleden.
Er is nog een enkele Piet die geboren is na de 50’er jaren, zoals Piet Paulusma, alias Pietsweer. De Piet van de Sint was voor mij als kind dus een heel gewone naam. Als wij kinderen dan ook “Piet, Piet, Piet” riepen om een pepernoot te bemachtigen, klonk dat heel gewoon in mijn oren. Ik was dan ook niet bang voor deze Piet; eerder voor de barsige oude man die onverstaanbaar mompelde achter zijn viezige grijze baard. Mijn Pieten waren vrolijk, levendig en dicht bij mijn beleving van de werkelijkheid. Bovendien had Sint een boek met daarin alles wat ik fout had gedaan en Piet had een zak vol cadeautjes. Wat mij betreft hadden ze in die tijd best de Sint mogen afschaffen, maar zeker niet Piet. Het is interessant dat de naam Piet verdwenen is uit de namenlijsten van de Nederlander. Misschien heeft het te maken met het feit dat Piet zo’n oer- Hollandse naam is; daar is de moderne ouder niet zo van.
Maar nu even ter zake. Hoe gaan we om met de schijnbaar onoplosbare controverse tussen de voor- en tegenstanders van het Pietenvraagstuk anno 2014? Het lijkt me dat het geen zin heeft je aan te sluiten bij het voor- of tegenstanderskamp; dat vergroot het probleem alleen maar. Ik denk eerder aan een creatieve aanpak in dit conflict. Een zwarte Sint en een witte Piet? Oude Pieten met lange baarden en een jonge Sint met hipsterbaardje? Kinderen vragen zelf Sint en Piet te spelen i.p.v. ouderen dat te laten doen? Of … misschien onze kinderen weer Piet gaan noemen?

gepubliceerd op 27 november 2014



Alle columns