Tussentijd

door Japke van Malde

De tijd tussen Pasen en Pinksteren duurt 50 dagen, het is de tijd waarin we uitkijken naar de komst van de Geest van God die ons mag inspireren en bemoedigen. In het evangelie van Johannes vallen Pasen en Pinksteren samen op dezelfde dag (Johannes 20). Op de avond van de dag dat de vrouwen het graf van Jezus leeg hebben aangetroffen, zijn de leerlingen bij elkaar in een afgesloten ruimte als ineens Jezus in hun midden staat en zegt: “Ik wens jullie vrede.” Daarna blaast hij over hen heen en zegt: “Nu hebben jullie de Heilige Geest gekregen. Vanaf nu hebben jullie de macht om zonden te vergeven.”

In de andere evangeliën zit er veel meer tijd tussen Pasen en Pinksteren en dat is een moeilijke periode: de leerlingen weten niet wat ze moeten doen, ze schuilen bij elkaar, maar komen eigenlijk tot niets. We kunnen ons voorstellen dat ze verlamd zijn van schrik (de dood van Jezus en ook het lege graf), moedeloos door de teleurstelling dat hij hen niet bevrijd heeft van het Romeinse juk, boos omdat hij hen verlaten heeft of depressief omdat ze niet zien welke zin het leven nog heeft.

Toch zijn er mooie verhalen uit de tijd tussen Pasen en Pinksteren, waarin de leerlingen de moed vinden om weer een bestaan te gaan opbouwen. Op zoek naar wat voor hen de essentie is geweest van hun optrekken met Jezus, dat ze juist in de leegte na zijn dood iets ervaren hebben wat niet zomaar weg te nemen is, wat niet kapot kan, wat hen helderder dan ooit voor de geest is komen te staan als iets dat hun bestaan kleur en zin geeft. Zoals de Emmaüsgangers die na hun ontmoeting met Jezus weer energie krijgen om verder op weg te gaan. Vol vertrouwen gaan ze op weg: dat mogen wij ook doen – want wij weten dat het bijna Pinksteren is.

gepubliceerd op 20 april 2017



Alle columns