“Stel je voor: iemand begint een oorlog, maar niemand doet eraan mee”. Eind jaren ‘60 werd deze uitspraak veel geciteerd en daar deed ik graag aan mee. En zeker eind 70’er jaren toen de anti- kernbewapeningdiscussie oplaaide, werd deze zin in allerlei vormen herhaald. Het is in de meeste gevallen goed afgelopen, maar ik weet wel dat de discussies rond het thema bewapening – ontwapening tot veel agressie leidden en vriendschappen deden beëindigen.
Een deel van deze gesprekken ging over geld en de financiering van de bewapening die zo hoog is, dat daarmee het hongerprobleem in de wereld zou kunnen worden opgelost. Maar ook de bekostiging van de vredeslobby en de organisaties die daar veel geld aan verdienden was een thema.
De discussies zelf waren het bewijs dat een wereldomvattende vrede, in het klein en dus ook in het groot, onmogelijk is. Voor deze relativering was tijd nodig en rust om de verhitte hoofden af te laten koelen en de kruitdampen van de woorden te laten zakken. Vanuit rust en liefde voor elkaar kan vrede groeien, niet vanuit het gelijk willen hebben; daaruit ontstaan oorlogen. Daar zouden we niet meer aan mee moeten doen.
En het geld dan? Niemand ontkent dat geld nodig is voor oorlog. Maar geld voor vrede is zeker een mooie investering: we doen het in Europa door middel van de EU, we proberen het in de hele wereld door middel van de Verenigde Naties en ook door gerichte militaire vredesacties. Vrede en geld: ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. En ik wil iedereen oproepen daar niet op te bezuinigen.
gepubliceerd op 14 februari 2013