Het geheim van de gemeente

door Jessa van der Vaart

Zaal Rode Hoed

In het boek Handelingen, dat we dit seizoen hebben gelezen in de maandagochtendbijbelkring, gaat het over het geheim van de messiaanse gemeente. Meteen aan het begin horen we hoe de gemeente groeit en bloeit. Elke dag komen er duizenden bij. De geest van Pinksteren is niet te stoppen, het gaat als een lopend vuurtje! Het is om jaloers van te worden. Het lijkt haaks te staan op onze situatie van zorg. Zorg om de gemeente, financiën, opvolging van ambtsdragers. Wat is toch het geheim van de gemeente zoals die in de bijbel wordt beschreven? Wat ‘heeft’ die gemeente?

Nu is het niet zomaar een triomfverhaal, in Handelingen. Dat merk je als je doorleest na het Pinksterverhaal. In Handelingen 3 ligt een verlamde bij een poort. Petrus en Johannes zien hem liggen. De verlamde vraagt, zoals altijd, om een aalmoes. En wat heeft Petrus hem nu te bieden? Wat ‘heeft’ hij in handen? Zijn antwoord is: niets. “Zilver en goud bezit ik niet.” De gemeente heeft niets in handen. Geen zilver, geen goud, geen menselijk project. “Maar wat ik heb dat geef ik u: in de naam van Jezus Christus – wandel!” Petrus ‘heeft’ dus iets wat hij niet hebben kan: de naam van Jezus Christus. Dat wil zeggen: die heeft hij niet in zijn binnenzak, hij kan er alleen maar naar verwijzen. De gemeente staat in feite met lege handen. Zij heeft nog geen aalmoes te bieden, ondanks alle projecten en marketingstrategieën om de kerk aantrekkelijker te maken. Maatschappelijk gesproken is de kerk inmiddels een marginaal verschijnsel. En tegelijk heeft zij een grote opdracht: te verwijzen naar een ander, naar de naam van degene die niet loslaat het werk dat zijn hand aan ons begon. En daarmee ‘heeft’ de gemeente alles, meer nog dan ze vaak denkt. Want alleen de naam maakt de gemeente tot messiaanse gemeente. De verlamde houdt het niet voor mogelijk: hij vraagt Petrus slechts om een aalmoes, maar hij ontvangt het leven.

gepubliceerd op 28 mei 2015



Alle columns