Hoe bestaat het?

door Jessa van der Vaart

Een paar weken geleden zag ik ze aan tafel zitten bij Knevel en Van den Brink: een theoloog en een filosoof. De theoloog betoogde dat het redelijk was om in God te geloven. Alles wat bestaat moet een oorzaak hebben, dus ook het leven en de aarde. Die oorzaak moet buiten ruimte en tijd liggen en dan kom je al snel uit bij een omschrijving die dicht in de buurt komt van wat mensen God noemen. Natuurlijk haalde de filosoof de theoloog genadeloos onderuit: kom maar op met die bewijzen…

Eerlijk gezegd kon ik het debat niet lang aanzien. Was deze discussie niet ook al eens gevoerd in de 19e eeuw? Of waren het de Middeleeuwse theologen met hun – veel slimmere – godsbewijzen? Hoe dan ook, ik lees liever een inspirerende tekst uit de bijbel die mij verrast in mijn denken over God. Psalm 82 bijvoorbeeld, in de berijming van Gerhardt/Van der Zeyde. De psalmist beschrijft hoe God temidden van een ‘godenschare’ staat. Er is niet zoveel fantasie voor nodig om je voor te stellen welke goden daar vergaderd zijn. Aan het hoofd van de tafel
zit het aloude Opperwezen: degene die aan de touwtjes trekt in het universum. Op aarde wordt hij ook wel ‘het lot’ genoemd, of ‘noodlot’ als je pech hebt. Verder zitten er: de godin van de maakbaarheid, de god van groei
en vitaliteit, de aloude Baäl: de god van de ‘heb’ en natuurlijk de Mammon, de god van het geld.

En waarin maakt die ene God nu het verschil?
‘Hij houdt temidden van al die goden het recht omhoog’. Hij roept naar zijn collega’s:
“Hoe lang nog richt gij in onrecht
verleent gij de bozen uw gunst?
Bescherm wie gering en berooid is
geef wie arm is en honger lijdt uitkomst
ontruk hem aan de greep van wie kwaad wil”

Blijkbaar zijn die andere, ‘bestaande’ goden meer met zichzelf bezig, dan met het leven van mensen op aarde.

gepubliceerd op 5 maart 2014



Alle columns