Job Cohen

Toespraak van burgemeester Cohen van Amsterdam bij de viering van het 375-jarig bestaan van de Remonstrantse Kerk Amsterdam op 4 september 2005

Toespraak Job Cohen

Dames en heren,
Het is mij een vreugde uw gemeente te feliciteren met het 375-jarig bestaan. Daarmee is uw gemeente ongeveer half zo oud als de gemeente Amsterdam. Ten tijde van de ingebruikname van dit gebouw in 1630 kon u, tegen de bezwaren van de officiële Gereformeerde Kerk in, rekenen op steun van de toenmalige burgemeesters – zij het als een gedoogde schuilkerk – , en 375 jaar na dato spreekt hun hedendaagse opvolger u in alle openbaarheid toe. ‘Het kan verkeren’, zou Bredero zeggen die in 1618 overleed, het jaar van de Dordtse Synode.

Burgemeerster Job CohenBurgemeester Job Cohen van Amsterdam

Dames en heren,
De ontstaansgeschiedenis van uw kerk voert ons terug tot een befaamd stukje vaderlandse geschiedenis uit de tijd van de Tachtigjarige Oorlog. Een predikant aan het hof van prins Maurits, ds Uytenbogaert, schreef in 1610 een bezwaarschrift (remonstratie), waarin hij aandrong op herziening van de gereformeerde geloofsbelijdenis. Het conflict tussen remonstranten en contraremonstranten werd beslecht op de Synode van Dordrecht, een jaar later werd in 1619 uw Broederschap opgericht.

Het bracht mij een kleine anekdote in herinnering van de hervormde predikant Nico ter Linden. Het speelt kort na de Tweede Wereldoorlog toen de hervormde Ter Linden op de lagere school zat. Ik citeer:

‘Het was een barre tijd, leermiddelen waren nog schaars, en zo moesten wij ons behelpen met een gereformeerd geschiedenisboekje. Na Willem van Oranje kreeg Abraham Kuyper de meeste pagina’s, er stond speciaal een kaartje bij van het gat waar de goede man het levenslicht aanschouwde. Ook de Dordtse Synode werd ons haarfijn uit de doeken gedaan: de remonstranten leerden dit en dat, de contraremonstranten daarentegen leerden zus en zo, de contraremonstranten hadden gelijk. Met deze voltreffer werd het hoofdstuk afgesloten. ‘Wat leerden de remonstranten?’overhoorde mijn moeder. Ik meldde het. ‘En de contraremonstranten?’ Ook dat lepelde ik op. ‘En de contraremonstranten hadden gelijk’, gaf ik als toegift. Moeders verbijstering over deze aanmatigende stupiditeit zal ik niet licht vergeten. ‘Dat kun je nooit zeggen’ zei ze, ‘want het gaat over geloof’. ‘Maar als juf nu vraagt wie er gelijk had?’ ‘Dan zeg je dat je dat niet weet.’ ‘Maar dan krijg ik een onvoldoende!?’

Tolerantie in godsdienstige zaken is wat de kleine Ter Linden hier door zijn moeder wordt bijgebracht. En dat is het ook wat uw Broederschap in de loop der eeuwen heeft voorgestaan. Vrijheid en verdraagzaamheid; zij waren vroeger nodig en zij zijn nu wellicht meer dan ooit nodig.

Dames en heren,
De vraag naar welke rol uw Broederschap dient te vervullen heeft u in de afgelopen 375 jaar beziggehouden. En door uw geschiedenis heen hebt u daar antwoorden op gevonden, binnen de kernbegrippen van (religieuze) vrijheid en verdraagzaamheid die u al die tijd hoog in het vaandel hebt gevoerd. Uw kerk was haar tijd niet zelden vooruit. Wat de emancipatie betreft kende u al in een zeer vroeg stadium vrouwelijke predikanten en in 1989 maakte u als eerste kerk ter wereld de zegening van homoseksuele relaties mogelijk.

Ik weet dat de Remonstranten in Amsterdam actief zijn, hoe klein uw getal ook is. In de afgelopen jaren maakte u zich sterk voor een project voor een nieuwe keuken voor het inloophuis Makom en zette u zich in voor een school in Zuid-Afrika en een weeshuis in Nepal. En op dit moment heeft u een project voor de Werkgroep Opvang Uitgeprocedeerden.
Bovendien zoekt u waar mogelijk aansluiting bij de raad van Kerken, de oecumene in Amsterdam en de Raad voor de Levensbeschouwingen en Religies.
En, zo begreep ik, u besteedt aandacht aan verdieping van het geloof – uw ‘core-business’ – door bijvoorbeeld een cursus joods bijbellezen, door aandacht te schenken aan het humanisme en door in gesprek te blijven met gelovigen van andere godsdiensten. Op al deze wijzen geeft u thans invulling aan uw rol. Naar mijn mening is dat een goede weg. Door je breed te informeren en door in dialoog te gaan met anderen, wordt duidelijk wat het waard is om te behouden en wat het waard is om als bron van inspiratie te dienen en te blijven dienen. Om het bijbels te zeggen: onderzoekt alle dingen en behoudt het goede.

Dames en heren,
De laatste paar decennia zien we een scherp toegenomen secularisering, ontkerkelijking en ontzuiling van de Nederlandse samenleving, maar ook een toenemend zichtbaar en merkbaar worden van de religieuze pluriformiteit binnen onze samenleving. Met name de opkomst van de islam als snelst groeiende godsdienst in Nederland is opmerkelijk. Die opkomst gaat gepaard met spanningen in een samenleving die zelf hoe langer hoe meer vervreemd raakt van haar religieuze wortels en die steeds minder bekwaam lijkt in haar omgang met godsdienst.
De opkomst van de islam heeft ons volgens sommigen in verlegenheid gebracht over de spirituele wortels en bronnen van samenleving en staat. Alom klinkt dan ook de roep om herstel van normen en waarden. Maar welke waarden en normen moeten dat zijn? Waarop zijn ze gefundeerd? Wat is hun uiteindelijke ankerpunt? Dat zijn vragen waar wij ons als samenleving voortdurend voor gesteld zien. U kunt bij het zoeken naar antwoorden putten uit een voor u inspirerende bron – de bijbel – en uit uw rijke traditie van vrijheid en verdraagzaamheid. Moge u opnieuw 375 jaar op uw wijze trouw zijn aan wat ds Uytenbogaert en de zijnen voor ogen stond.