Verslag van een debat in Vrijburg op 22 januari 2005
door Machteld Inge van Dooren
Als vrijheid het hoogste goed is, betekent dit dan dat er geen grenzen zijn aan vrijheid van meningsuiting en/of vrijheid van godsdienst? Volgens prof. Paul Cliteur, de eerste spreker op de debatmiddag, is er overeenstemming over het feit dat er wèl grenzen zin aan deze vrijheden: mensen verschillen alleen van mening over de vraag waar die grenzen precies liggen. De staat dient dergelijke grenzen vast te stellen: godsdienstige groeperingen mogen niet hun eigen ‘justitie’ opzetten.
v.l.n.r. Paul Cliteur, Coos Huijsen en Wibren van der Burg
Cliteur sprak de hoop uit dat er een vorm van ‘atheïstische religiositeit’ komt: moraliteit moet niet aan een heilige schrift worden ontleend maar godsdienstige groeperingen dienen hun heilige schrift aan de moraliteit te toetsen.
Tweede spreker was prof. Wibren van der Burg. Hij begon met te benadrukken dat hij en zijn tegenstander in het debat tot een zelfde erasmiaans/humanistische stroming behoren. Vervolgens verdedigde hij de stelling dat de overheid neutral dient te zijn tegenover levensovertuigingen en levensstijlen, maar dat dit een actieve neutraliteit moet zijn: de overheid dient wèl rekening t houden met levensbeschouwelijke verschillen en moet minderheidsgroepen soms zelfs steunen. Verdeer stelde Van der Burg nog de intrigerende vraag of ertussen humanisme en vrijzinnigheid wellicht een nieuwe verwantschap is ontstaan in de strijd tegen levensbeschouwelijke vervlakking.
Uit de twee inleidingen en het debat daarna werd duidelijk dat de vrijzinnige invalshoek waarschijnlijk meer nuance met zich meebrengt ten aanzien van het begrip vrijheid dan een atheïstisch of een niet-vrijzinnig religieus standpunt. De rest van het middagprogramma bevestigde dit eigenlijk: er was ruimte gemaakt voor verdieping en nuancering van het denken over het begrip vrijheid via een drietal (gelijktijdig gehouden) ontmoetingen-met-inleiding rond de begrippen solidariteit, creativiteit en gewetensvrijheid.